Zandsuppletie en Natura 2000

Met het besluit van de overheid in 1990 om de Nederlandse kustlijn niet verder te laten eroderen en als ‘basiskustlijn’ te handhaven, is impliciet ook besloten tot permanent kustonderhoud. Aanvankelijk is op specifieke locaties periodiek extra zand uit zee op het strand gespoten. Later bleek suppletie in het ondiepe water voor de kust effectiever te zijn. De hoeveelheid gesuppleerd zand bedraagt gemiddeld ruwweg 12 miljoen m3 per jaar.

Zandsuppletie

Zandsuppletie heeft een tweevoudig effect op de natuurlijke staat van de zeebodem: het winnen buiten de grens van het kustfundament (NAP -20 meterlijn) verstoort ter plekke de zeebodem, het opspuiten in het ondiepe water van de vooroever ook. Organismen die daar in en op de bodem leven, raken bedolven onder een dikke laag extra zand en sterven. Uit onderzoek is gebleken dat binnen een paar jaar het bodemleven terugkeert, maar de soortensamenstelling kan dan minder gevarieerd zijn. Het is bovendien de vraag hoelang het duurt totdat wéér een suppletie nodig is.
Niettemin, het beschermen van het achterland en dus het handhaven van de kustlijn, heeft een dwingende prioriteit. Rijkswaterstaat heeft als verantwoordelijke opdrachtgever voor zandsuppleties een vergunning nodig en moet er daarom álles aan doen om de gevolgen voor de natuur zo beperkt mogelijk te houden. Per locatie en per suppletie beschrijft Rijkswaterstaat de te nemen maatregelen, inclusief onderbouwing, in een zogeheten borgingsdocument.


Systeem, functies, gebruik