Noordzee-talk: thematische top 10

“Zie monitoring niet als het eindpunt, maar als het begin van de analyse.” En: “We moeten de omvang van wat er op de Noordzee gaat gebeuren, beter voorstelbaar maken voor het publiek.” Dat en meer was er te horen tijdens de workshops van de Noordzeedagen op Texel.

Er waren verschillende workshops, gestructureerd aan de hand van drie hoofdthema’s: kennis over de ecologie; kennis over duurzaam economisch gebruik; en kennis over governance en veiligheid. Er werd informatie uitgewisseld om uiteindelijk tot concrete acties te komen. Die acties worden binnenkort samengevat en gepubliceerd. Voor wie zich alvast in de thema’s wil verdiepen, zijn er essays beschikbaar: (https://www.noordzeedagen.nl/nl/noordzeedagen/Programma-4/Essays-Noordzee2030.htm).

Ecologie van de Noordzee

1.Natuurlijkheid, dynamiek en kennis van de Noordzee.

Tineke Troost (Deltares): “Ons wordt vaak de vraag gesteld: hoe natuurlijk is de Noordzee? Daarover kun je discussiëren. In plaats daarvan kunnen we het beter hebben over de vraag: hoe goed gaat het met de Noordzee? Daarbij zou je het maximale biodiversiteitspotentieel dat de Noordzee heeft, als uitgangspunt kunnen nemen. Dat betekent dat we kijken naar de samenhang tussen alle soorten.

Dit alles in relatie tot de veranderingen in de Noordzee, die steeds sneller lijken te verlopen. Wetenschappelijk onderzoek en beleidsmaatregelen komen vaak als mosterd na de maaltijd. Daarom is er een betere kennisbasis nodig om de gevolgen van ons handelen beter te kunnen voorspellen, en om beleid effectiever te kunnen maken.

Maar om goed beleid te kunnen voeren, is er behoorlijke ecosysteemkennis nodig. Die ecosysteemkennis staat onder druk. Op dit moment gaan veel experts met pensioen, en monitoringsprogramma’s zijn de afgelopen jaren uitgekleed. Daarbij komt dat het natuurlijke systeem zelf erg complex is.”

2.Monitoring: meten we wel het juiste?

Arjen Boon (Deltares): “Om te weten hoe het met de Noordzee gaat, moet je meten. Maar monitoren we wel het juiste als we de consequenties van alle veranderingen willen volgen, begrijpen en voorspellen? Hoe kunnen we de monitoring aanpassen: wat zijn de mogelijkheden van nieuwe technieken, hoe moeten programma’s op elkaar worden afgestemd? Kortom: hoe maken we de monitoring meer future-proof?

Omdat er lange tijd is bezuinigd op de monitoring van de Noordzee, herkauwen we steeds dezelfde data. Als er een model gevalideerd moet worden, ontbreken de juiste data. Met andere woorden: met de huidige data kunnen we geen voorspellingen doen over de impact van de beoogde ingrepen. Nu de belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek op de Noordzee toeneemt, kunnen we de monitoring een kwaliteitsimpuls geven. Voor de korte termijn betekent dat het nog beter samenbrengen van de beschikbare data. Kennisinstituten stemmen hun monitoringssystemen af en organiseren samen de uitvoering daarvan. Voor de lange termijn kunnen we ook gebruik maken van nieuwe innovatieve tools, zoals eDNA en/of onderwaterdrones.”

3.Effectiviteit van de gebiedsbescherming in de Noordzee

Tobias van Kooten (WMR). “De vraag wordt vaak gesteld: wat is eigenlijk nog natuur? Best een lastige vraag. Zijn het soortenlijstjes van Natura2000? Hoe nuttig ook, in die visie ontbreekt de ongrijpbaarheid van de natuur, de grilligheid. Omdat er geen hek staat om de natuur, is het systeem lastig voorspelbaar. Daarom moeten we naar een andere manier van denken over de natuur. Een filosofie waarin de natuur niet meer met ons mee hoeft te werken, maar gewoon zijn gang kan gaan. Noem het een natuurtransitie.

Voor wie doe je dat? Als je de natuur beschouwt als een maatschappelijke behoefte, moet je ook monitoren hoe mooi het wordt, in plaats van alleen maar soortenlijstjes af te turven. Lijstjes zeggen niet alles over de kwaliteit van de natuur.

Dan de schaal waarop we onderzoek doen. Die moet overeenkomen met de schaal van de gebieden die we willen beschermen. We moeten niet denken in termen van postzegeltjes en we moeten de tijd nemen om effecten te kunnen meten. Dertig jaar betekent niets in termen van natuurherstel.”

4.Cumulatieve effecten: de noodzaak van integraal beheer

Gerjan Piet (WMR): “Sinds een jaar heeft iedereen het ineens over cumulatieve effecten. Het is een buzz-woord geworden in sectoren als de visserij, windenergie, zandwinning en -suppletie. Maar je hoort zelden dat het gaat over cumulatieve effecten over de sectoren heen. Terwijl dat wel zou moeten. Als je bijvoorbeeld denkt vanuit de zeebodem, zie je dat al die sectoren samen invloed hebben.

Die cumulatieve effecten zijn een gegeven. Maar de vraag is: hoe ga je daarmee om? Het idee is om daar integraal ecosysteemgericht beheer voor te ontwikkelen. De volgende vraag is: wat voor soort kennisbasis heb je nodig om integraal ecosysteemgericht beheer handen en voeten te geven? Het antwoord is: heel veel kennis. Want een ding is duidelijk: die benodigde kennisbasis om integrale afwegingen te kunnen maken, wordt steeds breder.

Het gaat om sociale, economische en ecologische kennis. Gelukkig zijn er diverse methoden beschikbaar om de ecologische en economische impact van cumulatieve effecten te beoordelen. We moeten de methodes alleen nog bij elkaar weten te brengen.”

5.Effecten van zandwinning- en suppletie op de Noordzee bij een toenemende zeespiegelstijging

Martin Baptist (WMR): ”Om het kustfundament te laten meegroeien met een stijgend zeeniveau is 4 miljoen kuub zand per mm zeespiegelstijging nodig. Dat betekent 72 miljoen kuub per jaar. Als de klimaatafspraken van Parijs niet gehaald worden loopt dat op tot 240 miljoen kuub per jaar. Dat is onvoorstelbaar veel.

Als je weet dat zandwinning en -suppletie het bodemleven doodt, en bovendien allerlei uitgestelde en indirecte ecologische effecten heeft, dan is het de vraag welke onderzoeksinspanningen we moeten uitdenken ten behoeve van ecologisch optimale zandwinning en suppletie bij een toenemende zeespiegelstijging?

We hebben op de Noordzee al een diepe put, namelijk bij de Maasvlakte. We zouden daar kunnen monitoren of en hoe het bodemleven zich daar heeft hersteld. Die gegevens kunnen we gebruiken in modellen voor de toekomst.”

Duurzaam economisch gebruik

6.Bouwen met de natuur

Luca van Duren (Deltares): ”Er zijn nog erg veel vragen over de Noordzeenatuur. Bijvoorbeeld over nieuwe natuur op hard substraat. Hoe beoordelen we de natuur in windparken? Die windlocaties zijn echt niet gekozen vanwege hun ecologische potentie. Er bestaat dus nog veel onduidelijkheid over nieuwe natuur in windparken, ook bij de industrie zelf. Wat zijn de effecten van natuurmaatregelen op de windparken? De industrie wil bijvoorbeeld concrete praktijktesten uitvoeren om te kijken naar de effecten van hard substraat op de fundering. De industrie vraagt ook om richtlijnen om het succes van de ecologische maatregelen te kunnen meten.”

Bouwen met de natuur in relatie tot het beleid

Ton IJlstra (LNV): “Vanuit Noordzee2030 is een aantal onderzoeksprojecten uitgezet. De Raad van State heeft advies uitgebracht over de wijziging van de Wet windenergie op zee. Daarin wordt de wijze waarop de kavels worden aanbesteed vastgesteld. Er zijn verschillende benaderingen denkbaar. Je kunt een concessie veilen, waarna de hoogste bieder wint. Via de milieuvoorschriften kunnen vervolgens eisen worden gesteld waaraan het park moet voldoen.

De andere optie is dat je gaat tenderen. Een onderneming die een windpark wil bouwen, moet dan ook meteen aangeven hoe natuur-inclusief dat gebeurt. Ons lijkt de laatste methode het meest handig, omdat je het bedrijfsleven maximaal inspireert tot extra inspanningen. Maar de Raad van State heeft kritiek op dit onderdeel, en vindt dat de overheid vooraf meer duidelijkheid moet geven over de voorkeursmethode, en op basis van welke criteria er uiteindelijk keuzes worden gemaakt. Deze discussie loopt op dit moment.”

Tweede punt dat van belang is voor de discussie over bouwen met de natuur: in de afgelopen zomer is een voorlopig resultaat gepresenteerd van de klimaatonderhandelingen. Naar verwachting zal dat leiden tot een extra inspanning voor 2030 van zes tot acht Gigawatt. Dat zullen we op de Noordzee moeten accommoderen tegen de achtergrond van de 11 Gigawatt die al is voorzien. Ander interessant punt is dat voor de elektriciteitskavel een werkgroep ‘Wind op zee’ is ingesteld. Die gaat uitzoeken hoe er meer wind op zee kan worden gevonden binnen de economische kaders, en welke gebieden daarvoor geselecteerd gaan worden.”

7.Herstel van de natuur

Ton IJlstra (LNV): “Herstel van natuur gaat om het bestendigen van de natuurgebieden in de Noordzee, en om de verduurzaming van het gebruik, en de samenhang tussen natuurherstel en locaties voor wind op zee. Een interessante denklijn.”

Herstel van de natuur met biogene riffen zoals schelpdierbanken

Emilie Reuchlin (WNF): “Biogene riffen, zoals oester- en mosselbanken, zijn van groot belang voor een gezond en rijk onderwaterleven. Daarom is herstel van harde substraten op de zeebodem een speerpunt van natuurbeschermingsorganisaties en van het beleid. Er zijn op vier locaties succesvolle veldprojecten uitgevoerd. Maar wat is er nu verder nodig voor de verdere opschaling van kleinschalige projecten?”

8.Ecologische inpassing opwekking duurzame energie op de Noordzee: de rol van ‘adaptief beheer’ en omgaan met de beoordeling van cumulatieve effecten

Ingeborg van Splunder (Rijkswaterstaat):

“Welke positie nemen de onderzoeken in als het gaat om (cumulatieve) effecten van het opwekken van energie op zee, om ecosysteemdiensten en om natuur, als je dat vergelijkt met de (inter)nationale ambities en opgaves voor de energietransitie?

Stel dat we het antwoord vinden door adaptief werken, welke cycli van adaptief management zijn er dan te onderscheiden? En op welke schaalniveaus spelen die cycli zich af? Tot slot: hoe kan kennisontwikkeling het meest effectief worden ingezet?”

Governance en veiligheid van de Noordzee

9.Veiligheid en zeescheepvaart op de Noordzee.

Yvonne Koldenhof (MARIN):”Over het Nederlandse deel van de Noordzee lopen verschillende belangrijke transportroutes. Naast de grote koopvaardij gaat het om vissersschepen, werkschepen en pleziervaart. Met de toenemende bedrijvigheid op zee neemt ook het aantal scheepvaartbewegingen toe.

We weten dat er jaarlijks grotere en kleinere incidenten plaatsvinden. De vraag is: wat betekenen de veranderingen op de Noordzee voor de scheepvaart? Neemt het risico op incidenten toe?

En wat betekenen de veranderingen in de scheepvaart (meer en grotere schepen, aanpassing van vaarroutes) voor de Noordzee? Denk daarbij ook aan mogelijke positieve effecten: omdat de scheepvaart compacter vaart langs bepaalde vaarroutes, is er elders op de Noordzee wellicht minder geluidshinder. Of dat zo is, zal moeten blijken.”

10.Big Data in de Noordzee- de EMODnet benadering.

Dick Schaap (MARIS): ”In de EU is veel geld gereserveerd voor de ontsluiting van zee-gerelateerde data. Organisaties als de Nationale Oceanografische Data Commissie (NODC), het EU SeaDataNet, en het European Marine Observation and Data Network (EMODnet) zijn opgericht om zoveel mogelijk data en datatypen van de Noordzee te ontsluiten en voor hergebruik beschikbaar te maken.

Met die data kunnen allerlei handige tools ontwikkeld worden die kunnen helpen bij onderzoek op de Noordzee. Denk aan de populaire 3D zeebodematlas, die vaak wordt gedownload. Denk ook aan projecten als WaLTER (Wadden Sea Long Term Ecosystem Research). De vraag is: welke databestanden kunnen er nog meer gekoppeld worden aan EMODnet? En hoe kunnen we optimaal gebruiken maken van de Blue Cloud?”

Extra: Governance

Ton IJlstra (LNV): “De governancestructuur voor de Noordzee (met acht betrokken ministeries) dateert in feite al uit de jaren ’70. De tijd is rijp voor een ‘refit’ van het hele systeem. In de Kamer is er ook belangstelling voor dit onderwerp. De Motie De Groot pleit zelfs voor de instelling van een regeringscommissaris voor de Noordzee. Of die er komt, is nog de vraag.

Een tweede governance-element gaat over de discussie over het Noordzeefonds op basis van private financiering. Stichting De Noordzee heeft een verkenner op pad gestuurd om te kijken hoe het veld over zo’n fonds denkt. Het is een ingewikkeld onderwerp. Als het lukt, denk ik dat er veel aan te verdienen is. Letterlijk en figuurlijk.

Laatste govenance-thema is de rol van stakeholders en van de rol van wetenschap in het beleid. Hier en daar is er kritiek op het gebrek aan transparantie. Hebben de stakeholders wel voldoende stem in het beleid? En is de manier waarop we omgaan met wetenschap en kennis wel transparant, bezien vanuit de buitenwereld? En maken beleidsmakers wel voldoende duidelijk welke afwegingen ze maken?”

Christine Röckmann (Wageningen Economic Research): “Er zijn veel vragen over de manier waarop je maatschappelijke inbreng het beste kunt verwerken in besluitvormingsprocessen over de Noordzee. Hoe betrek je echt alle belanghebbenden bij het beleid? Zijn de universiteiten bijvoorbeeld net zo goed aangehaakt als de kennisinstellingen voor toegepast onderzoek? En weten ngo’s wel voldoende wat er speelt? En hoe zorg je ervoor dat je niet alleen informatie aftapt, maar ook weer teruggeeft wat er met de inbreng wordt gedaan?

Dan is er nog de kwestie ‘gamma-bèta’. De indruk bestaat dat veel wetenschappelijk onderzoek voor de Noordzee wordt geleverd vanuit de bèta-hoek. Het advies is: baseer kennis over ingrepen in de natuur niet alleen op ecologische modellen, maar ook op economische en sociale beoordelingsmethoden. Er zijn allerlei methoden ontwikkeld juist om ongelijksoortige factoren in beeld te kunnen brengen.”