Wet- en regelgeving, internationale verdragen en beleid

Bij de ontwikkeling en exploitatie van windenergie op zee zijn er verschillende wetten en regelingen van toepassing. Veel van deze wetten en regelingen vinden hun oorsprong in Europese wet- en regelgeving. De wetten en regels gaan over allerlei onderwerpen: van de aanwijzing van een gebied waar een windpark gebouwd mag worden tot de belangen waarmee rekening moet worden gehouden of de regels die gelden voor operationele windparken. Naast windenergie vraagt ook de ontwikkeling van andere hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne-energie en (groene) waterstof, om wet- en regelgeving.

Wet- en regelgeving windenergie op zee

Wet windenergie op zee

De Wet windenergie op zee, een wet van 1 juli 2015, voorziet in een integraal wettelijk kader voor het op grote schaal realiseren van windenergie op zee. De wet regelt onder meer de manier van uitgifte van kavels voor windparken op de Noordzee. Ook is met de wet het zogenoemde kavelbesluit ingevoerd, dat bepaalt waar en onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en geëxploiteerd mag worden.

In 2021 is de Wet windenergie op zee gewijzigd, om ervoor te zorgen dat de planning van de Routekaart windenergie op zee 2030 – in 2022 uitgebreid met de aanvullende routekaart windenergie op zee 2030 - gehaald kan worden. Daarmee kan worden voldaan aan de doelen die in het Klimaatakkoord zijn gesteld. De kern van de wet is ongewijzigd gebleven. De wijziging bestond onder meer uit het geschikt maken van de wet voor ook andere energiedragers dan elektriciteit in de verdere toekomst. Ook is de procedure voor de vergunningverlening aangepast. De bestaande procedure van vergunningverlening waarbij subsidie kan worden aangevraagd, is aangevuld met de procedure voor vergunningverlening zonder subsidie (met het oog op het moment dat subsidieverlening niet meer nodig is). In dat laatste geval kan de vergunning verleend worden op basis van een vergelijkende toets, waarbij de aanvragen op basis van kwalitatieve criteria met elkaar worden vergeleken, of met een veiling.

Waterwet

De Waterwet regelt in hoofdzaak het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van de kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. De Waterwet wordt per 1 januari 2024 geïntegreerd in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL).

Waterbesluit

Het Waterbesluit, een besluit van 30 november 2009, is een verdere uitwerking van de Waterwet en bevat, als het gaat om windenergie op zee, algemene regels voor de bouw, exploitatie en verwijdering van windparken op zee. Die regels zijn opgenomen in de artikelen 6.16a t/m l. Ook het Waterbesluit gaat op 1 januari 2024 op in de Omgevingswet. De algemene regels in de artikelen 6.16a t/m l komen na inwerkingtreding van de Omgevingswet terug in het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL).

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming, ingevoerd op 16 december 2015, beschermt de Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten en is daarmee ook van toepassing op de Nederlandse Noordzee. De wet is grotendeels gebaseerd op Europese regelgeving. Daarmee voldoet Nederland aan de internationale verplichtingen op het gebied van de bescherming van de natuur. De Europese regelgeving, en daarmee ook de Wet natuurbescherming, biedt een hoog beschermingsniveau voor natuurgebieden – waaronder Natura-2000 gebieden – en planten- en diersoorten. De wet draagt ook bij aan het behouden en herstellen van de biodiversiteit. Per 1 januari 2024 zal de Wet natuurbescherming  opgaan in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL).

Omgevingswet

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. De wet bundelt alle wetten en regelingen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, waaronder de Wet natuurbescherming, de Waterwet en het Waterbesluit. De Wet windenergie op zee blijft zelfstandig bestaan. De Omgevingswet is grotendeels een kaderwet. De concrete uitwerking van de wet vindt plaats in vier algemene maatregelen van bestuur: het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL), het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (BBL).

Internationale verdragen

Westereems Verdrag

Het Westereems Verdrag, tot stand gekomen op 24 oktober 2014, is een overeenkomst tussen Nederland en Duitsland over het gebruik en beheer van de territoriale zee tussen 3 tot 12 zeemijlen vanaf de kust. In dat gebied ontbreekt een overeengekomen grens tussen beide landen. Het verdrag beschrijft de verdeling van bevoegdheden op de in het verdrag genoemde terreinen. Daarnaast zijn voor het gebruik en beheer van het vaarwater afspraken gemaakt over de bevoegdheden van Duitsland in de Nederlandse territoriale zee.

VN-Zeerechtverdrag

Het VN-Zeerechtverdrag van 10 december 1982 (op 28 juli 1996 voor Nederland in werking getreden) is bedoeld als een algemeen juridisch kader voor het gebruik van zeeën en oceanen. Hierdoor bevat het verdrag voornamelijk algemene regels. Een aantal bestaande verdragen waarbij Nederland partij is, zoals MARPOL en het OSPAR Verdrag, kunnen gezien worden als een nadere uitwerking van de algemene regels uit het VN-Zeerechtverdrag. Het verdrag voorziet ook in de grondslag voor het instellen van een veiligheidszone rondom een windpark, zodat binnen die zone passende maatregelen genomen kunnen worden voor de veiligheid van zowel de scheepvaart als van de installatie. De mogelijkheid om een veiligheidszone rondom een windpark in te stellen is in nationale wetgeving overgenomen, namelijk in artikel 6.10 van de Waterwet. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet komt deze bepaling terug in artikel 2.40 van de Omgevingswet.

OSPAR Verdrag

Het OSPAR Verdrag vormt een grens-overkoepelend juridisch kader voor de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische oceaan, dat ook de Noordzee omvat. Het OSPAR Verdrag, is in 1992 in werking is getreden. In 1998 zijn de doelstellingen van het verdrag verder uitgebreid, zodat het niet alleen betrekking heeft op vervuiling van de zee door het dumpen en lozen van afval, maar overkoepelend ziet op het beschermen van biodiversiteit en ecosystemen. Het OSPAR Verdrag waarborgt de Europese normen voor de bescherming van de zeeën en daarmee ook de gezondheid van de mens op de volgende gebieden:

  • Bescherming en behoud van biodiversiteit en ecosystemen
  • Milieueffecten van menselijke activiteiten
  • Gevaarlijke stoffen
  • Eutrofiëring
  • Offshore olie- en gasindustrie
  • Radioactieve stoffen
  • Assessment en monitoring

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

De in 2008 gepubliceerde Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) heeft tot doel om in Europese zeeën en oceanen de staat van het mariene milieu te beschermen, en waar nodig te herstellen. De KRM verplicht elke Europese lidstaat tot het vaststellen van een mariene strategie voor het eigen zeegebied, gericht op bescherming, behoud en herstel van het mariene milieu, waarbij ook het duurzaam gebruik van de Noordzee wordt gegarandeerd. Nederland heeft de doorwerking van de richtlijn in 2010 opgenomen in het Waterbesluit. De Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2022-2027 (onderdeel van het Programma Noordzee 2022-2027) bevat de uitwerking van de richtlijn voor het Nederlandse deel van de Noordzee.

Protocol bij het Verdrag van Londen

Het Protocol bij het Verdrag van Londen verbiedt het storten in zee van alle stoffen, met uitzondering van de stoffen die genoemd worden in Bijlage I bij het Protocol. Voor dergelijke stoffen mag overwogen worden of ze in aanmerking kunnen komen voor storten op zee. Bijlage II bij het Protocol zet uiteen welke overwegingen hierbij in aanmerking moeten worden genomen en welke voorwaarden aan een eventuele vergunning voor storten moeten worden verbonden. Bijlage II benadrukt het belang van het geleidelijk minder gebruiken van de zee voor het lozen van afval. De bijlage geeft hierbij aan welke andere opties moeten worden overwogen. Als de te storten stoffen beter kunnen worden verwerkt onder een van de andere opties die in de bijlage worden genoemd, dan zal een vergunning voor storten op zee worden geweigerd.Beleid

Beleid

Om de klimaatdoelstellingen te halen en uitvoering te kunnen geven aan wetgeving op dat gebied, bepaalt de overheid op welke manier zij dat doet. Daarvoor maakt de overheid beleid.

Nationaal Water Programma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022 en volgt op het Nationaal Waterplan 2016-2021 en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021. In het Nationaal Water Programma beschrijft de rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Een belangrijk onderdeel van het Nationaal Water Programma 2022-2027 is het Programma Noordzee 2022-2027.

Programma Noordzee 2022-2027

Het Programma Noordzee 2022-2027 is onderdeel van het Nationaal Water Programma 2022-2027 en vervangt de Beleidsnota Noordzee 2016-2021. Het Rijk stelt met het Noordzeebeleid de kaders voor ruimtelijk gebruik van de Noordzee in relatie tot het mariene ecosysteem. In het Programma Noordzee 2022-2027 zijn de gebieden die op de Noordzee voor windenergie zijn aangewezen, gehandhaafd en gedeeltelijk herbevestigd. Ook zijn er nieuwe windenergiegebieden aangewezen: Nederwiek, Lagelander en Doordewind. Het programma bevat daarnaast een afwegingskader voor alle vergunningsplichtige activiteiten op de Noordzee.

Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee

De voorwaarden waaronder doorvaart in de windparken mag plaatsvinden zijn vastgelegd in de Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee. In een besluit van algemene strekking worden de voorwaarden uit de beleidsregel per windenergiegebied uitgewerkt. Op 1 januari 2023 is de Beleidsregel instelling veiligheidszone windparken op zee gewijzigd. De voorwaarden voor doorvaart, zoals opgenomen in artikel 3 van de beleidsregel, zijn aangepast. De aanpassing houdt in dat doorvaart binnen de veiligheidszones van nieuwe windparken op zee alleen nog in aangewezen passages plaatsvindt voor schepen met een maximale lengte van alles bij elkaar 46 meter. Daarbij is vanwege de opschaling van windturbines op zee de minimale afstand tot de windturbines vergroot naar een straal van 150 meter.

Routekaart windenergie op zee 2023

In het Energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat er in 2023 met windenergie op zee een totaal vermogen (inclusief het vermogen van de eerder gerealiseerde windparken) van circa 4,5 gigawatt moet zijn gerealiseerd. In de eerste Routekaart voor windenergie op zee voor de periode tot en met 2023 is uiteengezet hoe de doelstelling voor windenergie op zee tijdig gerealiseerd wordt. Als eerst is windpark Borssele voor de kust van Zeeland gerealiseerd, gevolgd door twee windparken aan de Hollandse Kust: Hollandse Kust (zuid) en Hollandse Kust (noord). Deze drie nieuwe parken leveren bij elkaar een vermogen van rond de 3,45 gigawatt.

Routekaart windenergie op zee 2030

Op 27 maart 2018 heeft het toenmalige kabinet de Routekaart windenergie op zee voor de periode 2024-2030 aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze routekaart bevat de hoofdlijnen voor de ontwikkeling van windenergie op zee van 2024 tot 2030. De routekaart windenergie op zee 2030 geeft ook invulling aan de bijdrage van windenergie op zee aan de vermindering van de CO2-uitstoot zoals afgesproken in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III. De routekaart voorziet in windparken met een gezamenlijk vermogen van ruim 7 gigawatt. Het grootste deel (6,1 gigawatt) bereiken we door het (deels) benutten van de al aangewezen windenergiegebieden Hollandse Kust (west), IJmuiden-Ver en Ten Noorden van de Waddeneilanden.

Aanvullende routekaart windenergie op zee 2030

In 2020 heeft zowel de Europese Commissie als het Europese Parlement, mede door invloed van Nederland, de ambitie uitgesproken om in 2030 een CO2-reductiedoelstelling te bereiken van -55 procent ten opzichte van 1990. Windenergie op zee zou daarin een belangrijk aandeel moeten hebben. Het kabinet heeft daarom begin 2022 besloten rond 2030/2031 een totaal vermogen van circa 21 gigawatt met windenergie op zee te realiseren. Dat wil zeggen een extra vermogen van 9,5 bovenop de eerder gestelde ambitie van 11,5 gigawatt. Zie Kamerbrief 10 juni 2022.