Effect windpark Borssele op broedende meeuwen

Sinds eind 2020 is het windpark Borssele operationeel. In de omgeving van dit park, dat zo’n 20 km van de kust van Zeeland ligt, bevinden zich meerdere broedkolonies van de zilvermeeuw (Larus argentatus) en de kleine mantelmeeuw (Larus fuscus). Vanuit Wozep willen we daarom weten of broedende zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen in de Zuidwestelijke Delta worden beïnvloed door het windpark Borssele (en de direct daaraan grenzende Belgische windparken).

Daarom is - in 2020 en 2021 - onderzoek uitgevoerd aan broedkolonies van deze soorten op Neeltje Jans, het werkeiland met de dichtstbijzijnde meeuwenkolonies ten opzichte van het windpark. Uit de resultaten blijkt dat de verspreiding van de zilvermeeuwen niet overlapt met het windpark. Een deel van de kleine mantelmeeuwen maakt wél gebruik van het windpark en heeft daarmee een verhoogde kans om slachtoffer van aanvaringen te worden. Ook andere windparken dichtbij kolonies van kleine mantelmeeuwen vormen potentieel een bedreiging voor deze soort.

Resultaten van het onderzoek

In het eerste jaar van het onderzoek zijn 25 kleine mantelmeeuwen en 25 zilvermeeuwen van GPS-loggers voorzien. De GPS-data laten zien dat zilvermeeuwen van Neeltje Jans sterk kustgebonden voorkomen en in hun verspreiding niet overlappen met het windpark (zie figuur 1).

Figuur 1 GPS-data van de verspreiding van kleine mantelmeeuwen gedurende het broedseizoen
Figuur 1. GPS-data van de verspreiding van kleine mantelmeeuwen gedurende het broedseizoen

Toen uit de eerste resultaten bleek dat de zilvermeeuwen niet tot in het windpark komen, zijn in het tweede jaar enkel nog kleine mantelmeeuwen van GPS-loggers voorzien, tot een totaal van 74 vogels van deze soort. De gezenderde kleine mantelmeeuwen maakten wel gebruik van het windpark (zie figuur 2), waarbij de mate waarin het windpark wordt gebruikt sterk verschilt tussen individuen. Bij hogere windsnelheden lijken de vogels minder geneigd het park in te gaan en bij lage windsnelheden zijn de aantallen vogels in het park juist hoger.

Figuur 2 GPS-data van de verspreiding van zilvermeeuwen gedurende het broedseizoen
Figuur 2. GPS-data van de verspreiding van zilvermeeuwen gedurende het broedseizoen

Uit de resultaten van dit onderzoek is niet af te leiden dat de kleine mantelmeeuwen het windpark vermijden (macro-avoidance), er lijkt eerder sprake te zijn van aantrekking door visserij-activiteiten buiten het windpark. Ook lijken de vogels de turbines niet te vermijden wanneer zij door het park vliegen (meso-avoidance).

De aanwezigheid van het windpark beïnvloedt mogelijk het habitatgebruik van de meeuwen, wat effect kan hebben op hun dieet en hun broedsucces. Daarom is ook gekeken naar broedsucces en dieet van de vogels in de broedkolonies. Hieruit zijn vooralsnog geen eenduidige conclusies te trekken in relatie tot de aanwezigheid van het windpark.

Nader onderzoek

Er worden wel degelijk zilvermeeuwen waargenomen in het windpark Borssele, voornamelijk buiten het broedseizoen, die daar mogelijk aanvaringsslachtoffer kunnen worden. Deze dieren zijn mogelijk afkomstig van broedkolonies in andere landen rondom de Noordzee. Verder onderzoek is nodig om hier inzicht in te krijgen. Bij de kleine mantelmeeuw is nog meer inzicht gewenst in het vlieggedrag in het park, om tot een beter inzicht in het (micro-)vermijdingsgedrag te komen. Ook is het gedrag buiten de broedtijd, wanneer de vogels verder de zee op gaan, nog niet volledig in beeld. Mogelijk vervolgonderzoek is nog niet gepland.

Meer weten?

Het onderzoek is uitgevoerd door Waardenburg Ecolgy, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Deltamilieu Projecten en Buijs Eco Consult. Geïnteresseerden kunnen het rapport over dit onderzoek vinden op het Noordzeeloket.