Ruimtelijk beleidskader

Het Nederlandse Noordzeebeleid, vastgelegd in het Programma Noordzee 2022-2027, geldt – met uitzondering van enkele specifieke gebieden – voor het gehele Nederlandse deel van de Noordzee. Het betreft dus de territoriale zee (tot 12 zeemijlen uit de kust), en de zee daarbuiten tot aan de grens van de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ). In het gebied buiten de 12-mijlszone is de Nederlandse rechtsmacht beperkter dan over het ‘eigen grondgebied’ van de territoriale zee.

Platform Gemini

Specifieke gebieden

De specifieke gebieden waarvoor een uitzondering geldt, zijn het kustgebied vanaf de laagwaterlijn tot aan een lijn 1 kilometer uit de kust, de Waddenzee, de Eems-Dollard, en de Ooster- en Westerschelde.

Onder de gebieden die provinciaal en gemeentelijk zijn ingedeeld bevindt zich het gedeelte van de territoriale zee, dat varieert in breedte tussen 1 kilometer en 5 kilometer uit de kust (vastgesteld bij Wet van 2 november 1990 houdende regeling provincie en gemeentegrenzen langs de Noordzeekust van Den Helder tot en met Sluis; de Wet van 8 november 1980 tot provinciale indeling van de Waddenzee en de Wet van 12 december 1985 tot gemeentelijke indeling van de Waddenzee).

Het Rijk is in dit gedeelte van de territoriale zee (tot aan de duinvoet of dijk) wél verantwoordelijk voor de waterstaatswerken voor waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterstaatkundig beheer. Beleidsmatig vallen deze taken echter buiten het Programma Noordzee 2022-2027.

Voorbij die afstand is de Noordzee niet provinciaal en gemeentelijk ingedeeld.

De Eems-Dollard en de Westerschelde zijn op grond van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) als overgangswater aangemerkt; de Waddenzee en de Oosterschelde op basis van de Visserijwet als kustwater. Deze wateren vallen niet onder de reikwijdte van het Programma Noordzee en evenmin onder de daarin opgenomen uitwerking van de Maritieme Ruimtelijke Planning (MRP) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Het beleid hiervoor is geformuleerd in het Nationaal Waterprogramma 2022-2027.

Maritieme Ruimtelijke planning

In de afgelopen decennia is bij overheden wereldwijd de behoefte toegenomen om menselijke activiteiten in mariene gebieden meer in samenhang te kunnen analyseren, organiseren en sturen. Dit omwille van een goede balans tussen ecologische, economische en sociale doelstellingen. Op Europees niveau is hieruit de Richtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning voortgekomen. Deze EU-richtlijn verplicht de lidstaten tot het opstellen van een maritiem ruimtelijk plan. In Nederland is de minister van Infrastructuur en Waterstaat hiervoor verantwoordelijk, in samenwerking met de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Nederlands Maritiem Ruimtelijk Plan

Het Maritiem Ruimtelijk Plan, opgenomen in het Programma Noordzee 2022-2027, moet tot stand komen in overleg met de Noordzeelanden waarmee Nederland de grenzen in zee deelt. Het plan moet eens in de tien jaar worden geactualiseerd. In afstemming met de buurlanden moet het Nederlands Maritiem Ruimtelijk Plan de duurzame ontwikkeling bevorderen van de energiesectoren op zee, het vervoer over zee, de zeevisserij- en de aquacultures; dat alles op een wijze die ook bijdraagt aan de bescherming en het herstel van het mariene milieu.
Concreet gaat het dan vooral om het ruimtegebruik, de situering en de onderlinge interacties van gebieden voor aquacultuur, scheepvaartroutes en -verkeersstromen, windparken, gebieden voor olie-, gas- en delfstofwinning, CO2-opslag, Defensieoefeningen, cultureel erfgoed onderwater, onderzoek en – niet in de laatste plaats – de ruimte die beschermde en nog te beschermen natuurgebieden innemen.

Structuurvisie

Niet alle functies kunnen overal. Sommige sluiten elkaar uit, terwijl ook synergie tussen functies mogelijk is bij gebruik van dezelfde ruimte. Om in die permanente puzzel vanuit de hoofdlijnen van het beleid te kunnen sturen, heeft het Rijk een structuurvisie voor de Noordzee ontwikkeld. Deze is als Structuurvisiekaart opgenomen in het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (NWP). De kaart geeft voor alle functies de gebieden aan waarin deze kunnen worden uitgeoefend. Andere activiteiten mogen dit gebruik niet belemmeren. Wanneer meerdere activiteiten van nationaal belang hetzelfde gebied willen of kunnen benutten, streeft het rijk naar zoveel mogelijk gecombineerd, efficiënt ruimtegebruik. Ook zijn spelregels afgesproken over hoe om te gaan met mogelijke conflicten tussen activiteiten van nationaal belang (zie in dit verband ook ‘Afwegingskader’ onder de sectie ‘Beheer’).