Vleermuizen

Het vleermuisonderzoek binnen Wozep richt zich vooral op het opdoen van meer kennis over de specifieke omstandigheden wanneer en waarom vleermuizen zich op zee bevinden en het gedrag van vleermuizen in de windmolenparken op zee (vliegen ze er langs en/of overheen, blijven ze rond een turbine hangen, heeft een turbine een specifieke aantrekkingskracht, etc.).  Om de verplaatsing van vleermuizen langs de kust en over zee in kaart te brengen wordt binnen Wozep onderzoek gedaan met behulp telemetriestations (ontvanger van radiosignalen) en gezenderde ruige dwergvleermuizen. Deze zenders zenden een radiosignaal uit dat wordt vastgelegd door de telemetriestations. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan met behulp van akoestische waarnemingen (batdetectoren), waarbij het echosignaal, dat een vleermuis gebruikt om zich te oriënteren en voedsel te zoeken, wordt vastgelegd.

Er komen vele verschillende soorten vleermuizen voor in Nederland. Een aantal van deze soorten komt ook voor boven de Noordzee, waaronder de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de rosse vleermuis (Nyctalus noctula). De Noordzee wordt overgestoken op verschillende plekken tijdens de jaarlijkse migratie van en naar Engeland. Ook komt het voor dat vleermuizen naar voedsel (zwermen insecten) zoeken op de Noordzee. Uit onderzoek is gebleken dat vleermuizen bij bepaalde omstandigheden (seizoen, temperatuur, windsterkte en windrichting) juist in meer of mindere mate de Noordzee op- en/of overtrekken.

Vleermuizen maken gebruik van echolocatie om voedsel (insecten) te vinden en obstakels te vermijden. Snel bewegende objecten, zoals de wieken van een draaiende windturbine kunnen vleermuizen mogelijk slecht waarnemen en deze vormen daardoor een potentieel gevaar. Echter, het meeste gevaar wordt veroorzaakt door de drukgolf die wordt veroorzaakt door de draaiende rotorbladen. Een vleermuis die in de buurt van deze drukgolf vliegt ondergaat een snelle daling van de luchtdruk, waarbij organen worden beschadigd (barotrauma), vaak met dodelijke afloop.

Omdat vleermuizen een beschermde status hebben wordt er binnen het Wozep (wind op zee ecologisch programma) onderzoek gedaan om de mogelijke effecten van de aanwezigheid van windmolen parken op zee in kaart te brengen. Met behulp van deze informatie kunnen er speciale vleermuisvoorschriften worden vastgesteld om zo de vleermuisslachtoffers te beperken.

Gebruik van de onderzoeksresultaten

Het vleermuisonderzoek draagt bij aan het verkleinen van de onzekerheden van de effecten van offshore windmolenparken op vleermuizen. Hierdoor kunnen toekomstige milieueffectrapportages voor de windparken nauwkeuriger worden. Ook kan het Kader Ecologie en Cumulatie (KEC) de opgetelde effecten van windparken op vleermuizen beter berekenen. Het KEC onderzoekt wat de gecumuleerde ecologische effecten kunnen zijn van bestaande, in aanbouw zijnde en toekomstige windparken in de zuidelijke Noordzee. Daarnaast  zorgt een betere kennis van effecten voor beter onderbouwde  vergunningsvoorschriften die worden opgenomen in de kavelbesluiten voor de windmolenparken.  Nieuwe onderzoeksgegevens en analyses van het Wozep leidden in 2019 tot een beter inzicht in de omstandigheden die bepalen wanneer de vleermuistrek plaatsvindt. Dit leidde tot een eerste aanscherping van de vleermuisvoorschriften die zijn vastgelegd in de kavelbesluiten van de windparken op zee die vanaf 2020 in gebruik genomen worden. De piek van de vleermuistrek vindt ’s nachts plaats tussen 25 augustus en 10 oktober. Volgens het voorschrift worden windturbines binnen deze periode onder specifieke weersomstandigheden nagenoeg stilgezet (de wieken mogen maximaal 2 omwentelingen per minuut maken). Hier wordt gezocht naar de optimale balans tussen het voorkomen van vleermuisaanvaringen en het beperken van verlies van energieproductie. Het lijkt erop dat zo het risico op slachtoffers binnen aanvaardbare grenzen blijft.

Lopend onderzoek binnen Wozep

Anno 2020 hangen er op 14 verschillende locaties op de Noordzee batdetectors. Die moeten een bijdrage leveren aan het vergroten van de robuustheid van de bestaande dataset en aan het bepalen van eventueel aanwezige migratieroutes. Naast batdetectors wordt er ook gebruik gemaakt van telemetrie (monitoren van radiosignalen). Die signalen zijn afkomstig van kleine zendertjes die op de vleermuizen worden aangebracht. In 2018 en 2019 zijn er ongeveer 300 individuele vleermuizen voorzien van een zendertje. Die worden gevolgd via een netwerk van stationaire ontvangers (telemetriestations) die geplaatst zijn op vuurtorens en op flatgebouwen langs de kust. Op deze manier kunnen de vliegroutes en vliegrichting van de individuele vleermuizen bepaald worden. Toekomstige uitbreiding van het telemetriestation-netwerk in windmolenparken op zee kan er voor zorgen dat er meer kennis vergaard kan worden over het gedrag van vleermuizen in de nabijheid van een windturbine. Op deze manier hopen we meer inzicht te genereren in welke mate windmolenparken op zee invloed kunnen hebben op vleermuizen.

Afgeronde onderzoeken

Artikel over vleermuisonderzoek uit de IDON-nieuwsbrief