Buiten territoriale zee
Buiten de territoriale zee ligt tot 24 mijl uit de kust de aansluitende zone en vanaf de grens van de territoriale zee tot de buitengrens van de EEZ de visserijzone.
Exclusieve Economische Zone
Strekt zich uit voorbij de Nederlandse territoriale zee. In verband met de nabijheid van de andere Noordzeekuststaten strekt de EEZ zich niet uit tot de maximale 200 zeemijl zoals toegestaan onder het Zeerechtverdrag. De buitengrens van de EEZ komt overeen met de grens van het Nederlands deel van het continentaal plat (NCP).
Nederlands deel continentaal plat (zeebodem en ondergrond)
Dit omvat het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, gelegen buiten de Nederlandse territoriale zee. De buitengrens is bepaald door grensverdragen die gesloten zijn met België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Nederlandse visserijzone
Deze zone bevindt zich tussen de grens van de 12-mijlszone en de buitengrens van het NCP. Binnen de visserijzone hebben schepen die de vlag voeren van een EU-lidstaat en geregistreerd staan binnen het grondgebied van de Europese Unie, in beginsel gelijke toegang. Hoewel deze zone met de instelling van de EEZ zijn betekenis heeft verloren voor wat betreft de uitsluitende rechtsbevoegdheid t.a.v. visserijaangelegenheden, is deze wel van belang o.b.v historische rechten, verwijzingen in nog vigerende regelgeving en verwijzing in nieuwe internationale regelgeving waarbij niet alle lidstaten dezelfde zones hebben ingesteld.
Aansluitende zone
Deze zone sluit aan op de territoriale zee en strekt zich uit tot maximaal 24 zeemijl uit de kust. In deze zone kan toezicht uitgeoefend worden op de naleving van regels inzake douane, belastingen, immigratie of de volksgezondheid die van toepassing zijn binnen het nationale territoir of de territoriale zee. Tevens kunnen bepaalde bevoegdheden uitgeoefend worden m.b.t. archeologische en historische voorwerpen.
Bestrijding ongevallen Noordzee
Voor het optreden op volle zee (‘interventie’) ten aanzien van schepen betrokken bij ongevallen in de zin van de Wet BON en het Interventie-verdrag gelden strikt genomen geen geografische grenzen. Een criterium is of door het ongeval vitale Nederlandse belangen op het spel staan, dit ongeacht de plaats van het ongeval. Om toch tot een zekere operationeel werkbare gebiedsafbakening te komen, is voor de toepassing van de Wet BON gekozen voor de Nederlandse territoriale zee, alsmede het gedeelte van de volle zee dat daarop aansluit en zich uitstrekt in het noorden tot de breedtegraad van 56° noorderbreedte, en in het zuiden tot de breedtegraad van 51°10’