Toets 3 – Nut en noodzaak

In het geval van significante negatieve ruimtelijke en/of ecologische effecten moet worden aangetoond waarom die activiteit op de Noordzee dient plaats te vinden.

Van enkele activiteiten is het nationale belang expliciet in het rijksbeleid vastgelegd. Het maatschappelijk belang van deze activiteiten hoeft niet opnieuw te worden onderbouwd. Alle andere toetsen uit het afwegingskader worden wel op deze activiteiten toegepast.

Van alle overige activiteiten die significante negatieve ruimtelijke en/of ecologische effecten veroorzaken, moet de initiatiefnemer nut en noodzaak aantonen. Hij moet onderbouwen waarom de activiteit op die locatie moet plaatsvinden en waarom dat redelijkerwijs niet mogelijk is op een andere locatie, inclusief op het land. Bij twijfel over nut en noodzaak van een nieuwe activiteit kan het bevoegd gezag de initiatiefnemer vragen een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uit te voeren. Op basis daarvan maakt het bevoegd gezag een eindafweging. Als nut en noodzaak met succes zijn aangetoond, moeten nog wel de resterende toetsen uit dit afwegingskader worden doorlopen.

Conform de Natuurbeschermingswet zijn in of nabij gebieden met bijzondere ecologische waarden (de aangewezen Natura 2000-gebieden) geen nieuwe activiteiten met een kans op significante ecologische effecten toegestaan, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van een dwingende redenen van groot openbaar belang. Als aan die beide voorwaarden is voldaan, kan het bevoegd gezag het openbare belang afwegen tegen het natuurbelang. Staat de vergunningverlener de activiteit toe, dan moet de initiatiefnemer maatregelen nemen om de negatieve effecten te beperken (mitigatie) of te compenseren (zie toets 4 en 5).