Archeologie vergroot het draagvlak voor Noordzeetransitie

Welke informatie moeten we nog verzamelen om het verhaal van de Nederlandse prehistorie op de bodem van de Noordzee goed te kunnen vertellen? En hoe kunnen we die informatie op een creatieve manier verzamelen? Daarover gaat het syntheserapport NSPRMF dat in opdracht van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is geschreven door archeologen en fysisch geografen.

In 2021 wil de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een plan hebben om archeologische kennisopbouw over de Noordzee te koppelen aan projecten die daar toch al in uitvoering gaan. Ter voorbereiding van dit plan is er geïnventariseerd wat er de afgelopen 10 jaar aan prehistorische kennis boven water is gekomen. De resultaten staan beschreven in het Engelstalige rapport ‘NSPRMF’, dat staat voor North Sea Prehistoric Research and Management Framework.

Context van het rapport

“Dat er middelen beschikbaar waren voor dit type onderzoek hebben we te danken aan het programma ‘Erfgoed Telt- de betekenis van erfgoed voor de samenleving’ van het ministerie van OCW,” zegt Andrea Klomp, beleidsmedewerker maritiem erfgoed bij RCE. “Daardoor konden we twee maritieme programma’s opstarten: Maritiem Erfgoed Nederland en een internationale variant daarvan. Het NSPRMF-rapport valt onder het eerste programma. Voor de duidelijkheid: het rapport gaat niet over scheepswrakken maar over prehistorische landschappen.”

Bjørn Smit, senior onderzoeker en archeoloog bij RCE: “Ons verdronken erfgoed wordt zo veel mogelijk in situ beschermd en bewaard. Maar dat kan alleen als we ons er überhaupt bewust van zijn dat er mogelijk verdronken erfgoed aanwezig is. Daarom willen we meer inzicht en grip krijgen op mogelijke kansrijke vindplaatsen. In het rapport NSPRMF staan aanbevelingen om dat voor elkaar te krijgen.”

Meer creativiteit nodig

Het rapport is niet alleen bedoeld voor archeologische onderzoekers en erfgoedzorgers, maar juist ook voor initiatiefnemers van projecten op de Noordzee. Wat moet deze laatste doelgroep vooral bijblijven na het lezen van het rapport? Smit: “Initiatiefnemers op zee zijn wettelijk verplicht tot uitvoering van archeologisch onderzoek. Daarbij werken de uitvoerende archeologische bedrijven volgens een standaard onderzoeksprotocol. Gebleken is dat we daarmee ons doel niet bereiken, dat is het realiseren van een goede kennisbasis over verdronken prehistorische landschappen op de Noordzee. Daarvoor is er meer nodig.”

Wat dan? In de eerste plaats blijkt het nodig om kansrijke archeologische vindplaatsen in beeld te brengen. Daartoe werkt de RCE aan een kaart met daarop relevante zones op de Noordzee, gebaseerd op geologische kennis over te verwachten landschappen onder water. De geologie wordt dus gebruikt om die landschappen te reconstrueren. Smit: “Om dat te kunnen doen is een bepaalde kritische massa aan informatie c.q. data nodig, anders werken de voorspellings- en reconstructiemodellen niet. Het rapport NSPRMF geeft een overzicht van de kennis die er op dit moment beschikbaar is. Daaruit volgt wat ons nog te doen staat.”

Data verzamelen

Smit: “De huidige datapunten op de Noordzeebodem liggen nog erg ver van elkaar, zeker vergeleken met de situatie op het land. Er is te weinig informatie beschikbaar om modelmatige voorspellingen te kunnen doen over kansrijke archeologische vindplaatsen. Daarbij komt dat ook de kwaliteit van de huidige datapunten onvoldoende is, omdat informatie ontbreekt. Voor een goed verhaal is het bijvoorbeeld nodig dat archeologische gegevens gecombineerd worden met geologische informatie over de ondergrond. Als er veenlagen in de ondergrond zijn, is er ook informatie aanwezig over de prehistorische ecologie. Aan de hand van zaadjes en stuifmeelkorrels kunnen we dan een milieureconstructie maken.”

Overigens komt informatie niet alleen uit boringen, het gaat ook om concrete vondsten van botten en tanden van prehistorische dieren, zoals van mammoeten en wolharige neushoorns. Daarnaast gaat het om vondsten van werktuigen zoals benen, harpoenen en vuurstenen. “Juist voor dat soort vondsten zijn we ook afhankelijk van wat vissers, vrijwilligers en strandwandelaars vinden en verzamelen.”