Nederlands plan van aanpak tegen verzuring van de oceaan
Onze Noordzee staat in verbinding met de oceanen. Daar voltrekt zich -als gevolg van verzuring-een langzame, maar niet te stoppen transformatie. “Wetenschappers weten niet of we binnenkort naar een blauwe, rode of zwarte oceaan zullen kijken”, zegt Tom Kompier van het ministerie van IenW.
Daarmee doelt hij op de veranderingen in de levensgemeenschappen van eencelligen (algen) in de oceanen als gevolg van verzuring. “Qua klimaatverandering hebben we ons steeds rijk gerekend door te kijken naar de CO2 die wordt opgenomen door de oceanen. Maar we zijn daarbij voorbijgegaan aan het feit dat de oceanen daardoor verzuren, met enorme consequenties voor het leven op aarde.” Daarover later meer. Eerst de context.
SDG14-life below water
Anderhalf jaar geleden is Tom Kompier gevraagd om te kijken hoe IenW samen met de andere betrokken ministeries (EZK, BuZa, LNV en OCW) een concrete bijdrage kan geven aan het behalen van VN-doel SDG14, life below water. Er kwam een interdepartementale werkgroep voor het thema oceaanbeleid. Daarmee wordt geanticipeerd op de te verwachten toename van de politieke aandacht voor de oceaanproblematiek.
Aandacht die zal groeien met het besef dat het fysieke systeem van de oceanen inmiddels ernstig is verstoord door het veranderende klimaat en toenemende CO2-concentraties in de atmosfeer, en het besef dat daarmee ook alle ecosystemen in en om de oceanen onder druk staan. Dan zal doordringen wat dit alles gaat betekenen voor de wereldvoedselvoorziening en de klimaatproblematiek. “Je kunt op je klompen aanvoelen dat we als mensheid binnenkort in de problemen komen.”
International Alliance to Combat Ocean Acidification
Er lijkt geen ontkomen meer aan. Op dit moment verdwijnen de koralen in rap tempo van de planeet. “Over enkele decennia is 95 procent van het tropische koraal verdwenen, en daarmee ook 30 procent van de biodiversiteit in de oceanen. Dat heeft niet alleen gevolgen voor landen die koraal binnen hun territoriale grenzen hebben (waaronder Nederland in het Caribische gebied), maar ook voor landen die afhankelijk zijn van de wereldwijde visbestanden. Zo ondervindt de schaaldierindustrie in de westelijke staten van Amerika nu al de gevolgen van kleine verschuivingen in de pH-waarde.”
Veel van zulke oceaanlanden zijn inmiddels aangesloten bij de International Alliance to Combat Ocean Acidification (OA Alliance). Een van de actiepunten voor de leden van die alliantie is het opstellen van een actieplan tegen oceaanverzuring. Ook Nederland heeft zich hierbij aangesloten en moet dus een actieplan maken.
Voor de duidelijkheid: het tegengaan van verzuring kan niet anders dan via maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen. Klimaatafspraken dus. “Complicerende factor is dat de verzuring van de oceanen enkele tientallen jaren achterloopt op de uitstoot van CO2. Zelfs wanneer we nu zouden stoppen met het uitstoten van CO2, zou de oceaan nog tientallen jaren blijven verzuren door opname van CO2 uit de atmosfeer.”
Als we de verzuring blijkbaar niet kunnen stoppen, waarover gaat het actieplan dan wel? “Het plan richt zich op het verbeteren van kennis, op adaptieve maatregelen, en op het zorgen voor meer begrip voor het probleem.”
Het ‘levende oceanen’ overleg
Een belangrijke pijler in het actieplan is kennis. Om die te kunnen ontwikkelen is monitoring van de oceanen essentieel. Daar zit een angel. “De indicator voor SDG14.3 is de pH-waarde. Maar dat zegt niets over de impact van verzuring op de ecosystemen van de oceanen. Dat moet beter kunnen. Organisaties als OSPAR - en ook Nederland - werken daarom wel volgens internationale standaarden aan het monitoren van de pH, maar daar kan het niet bij blijven.”
Ondertussen is onder de noemer van Levende Oceanen een vorm van overleg tussen betrokken departementen, kennisinstellingen en andere stakeholders tot stand gekomen. "Sinds een jaar hebben die partijen elkaar gevonden. We spreken elkaar regelmatig over de vraag: hoe kunnen we de impact van het oceanenbeleid samen vergroten, en waar kunnen kennispartijen, overheden en ngo’s elkaar versterken? Dat heeft ertoe geleid dat een breed consortium- onder leiding van het NIOZ- een onderzoeksvoorstel over de relatie tussen de CO2 -huishouding, klimaatverandering en de ecosystemen in de oceanen heeft ingediend voor de Nationale Wetenschap Agenda (NWA). Dat voorstel doet mee voor de ronde van volgend jaar, en wordt hopelijk ook goedgekeurd. De kennis die dat programma moet opleveren moet helpen voorkomen dat we straks vervallen tot paniekvoetbal.”
Met ‘paniekvoetbal’ doelt Kompier op “menselijke ingrepen in het CO2-systeem waar we later heel veel spijt van gaan krijgen. Om te voorkomen dat er in de toekomst zulke verkeerde maatregelen worden genomen, moeten we nu meer kennis ontwikkelen om te weten wat wel en vooral ook wat niet kan.”
Decade of Ocean Science
Met die beoogde kennisopbouw slaat Nederland twee vliegen in een klap, want met het oceaanonderzoek naar verzuring kan Nederland meteen ook invulling geven aan het IOC-UNESCO-initiatief ‘Decade of Ocean-Science [2020-2030]’. Dat tienjarige programma is bedoeld om de kennislacunes te vullen voor duurzaam gebruik van de oceanen. “Veel kennis ontbreekt op dit moment. Naast verzuring zijn er meer stressfactoren, zoals temperatuurstijging, overbevissing en vervuiling. We hebben eigenlijk nog geen idee wat dat opgeteld gaat betekenen.”
Hoe verder? “Op dit moment is Nederland nog bezig met de vertaalslag van kennis over veranderende oceanen naar politieke interesse. Dit actieplan tegen verzuring kan ons daarbij helpen. Het plan is echt de eerste stap, een groeimodel. De komende tijd gaan we het plan bespreken, ook in het IDON. Daar willen we vooral toetsen of het volledig is en de inspanningen van alle departementen adequaat weergeeft.”