Onderzoek verkent mogelijke gevoeligheid van trekvogelsoorten voor windparken op de Noordzee
Twee keer per jaar maken duizenden trekvogels gebruik van de Noordzee om te migreren. Ze kunnen daarbij aanvaringsslachtoffer worden van het groeiende aantal windturbines op zee. Om daar meer over te weten zijn veldstudies nodig. Ter voorbereiding op toekomstige studies heeft Wozep een onderzoek uitgevoerd dat inzicht geeft in de trekvogelsoorten die het meest gevoelig zijn voor de effecten van windenergie op zee. Op deze soorten zal toekomstig veldonderzoek zich als eerste richten. Dit is een belangrijke stap om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van de ontwikkeling van windenergie op zee voor specifieke trekvogelsoorten.
Om effecten op trekvogelpopulaties door aanvaringen met windturbines te berekenen wordt in de huidige methodiek de zogenaamde ‘flux’ (het aantal langstrekkende individuen/km) evenredig over de Noordzee verdeeld. Daarmee kan in een modelmatige aanpak een goede worst-case inschatting van het aantal te verwachten aanvaringsslachtoffers worden gemaakt. We kunnen de inschattingen aanzienlijk verbeteren door veldgegevens te verzamelen over de gedetailleerde trekroutes van de verschillende soorten trekvogels. Omdat we niet iedere soort kunnen onderzoeken is vanuit Wozep de vraag gesteld welke soorten het meest prioritair zijn voor nader onderzoek.
Potentieel gevoelige soorten
Het onderzoek maakt gebruik van literatuurgegevens en identificeert potentieel gevoelige soorten via een aantal selectiestappen. De prioriteit ligt bij soorten met een ongunstige Staat van Instandhouding (SvI). Alle soorten die, ook al zijn ze wel gevoelig voor effecten van windenergie op zee, geen ongunstige SvI hebben, vallen af in de prioritering. Vervolgens heeft de studie een onderverdeling in categorieën gemaakt afhankelijk van het percentage van de populatie die over de Noordzee trekt. De soorten waarvan meer dan 40 à 50% van de populatie over zee trekt krijgen prioriteit.
Soorten die worden geïdentificeerd in de hoogste categorie zijn:
(≥ 40-50% van de populatie trekt over de Noordzee)
• Bontbekplevier
• Tureluur
• Steenloper
• Dwergmeeuw
• Kokmeeuw
• Tapuit
• Spreeuw
Effecten voor specifieke trekvogelsoorten
Onderzoek naar de effecten van windparken op trekvogels richtte zich tot nu vooral op de trekpatronen en pieken in migratie van trekvogels en hoe we aanvaringen met deze grote groepen vogels kunnen vermijden. Nu een prioritering is aangebracht in de trekvogels vanuit een Nederlands perspectief, gaat Wozep met al eerder verzamelde zendergegevens onderzoeken in hoeverre de trekroutes van deze soorten daadwerkelijk kruisen met (nog te bouwen) windparken op zee. Daar waar deze gegevens ontbreken zullen we veldstudies opzetten.
Dit onderzoek is een eerste belangrijkste stap om de worst-case inschattingen van het aantal aanvaringsslachtoffers te kunnen verbeteren. Deze nieuwe kennis over de trekroutes die deze geprioriteerde vogelsoorten gebruiken, helpt bij de keuzes die gemaakt worden in de ontwikkeling van windparken op zee.
Het onderzoek is uitgevoerd door SOVON en te downloaden (pdf, 1.1 MB) op het Noordzeeloket.
Delen
Steenloper (foto: H. Zomer)
Tapuit (foto: H. Zomer)