Noordzeelanden kijken voortaan naar alle sectoren
De Noordzee wordt heel intensief gebruikt. Er lopen drukke scheepvaartroutes doorheen. Er worden steeds meer windmolenparken aangelegd. Vissers willen voldoende ruimte overhouden om economisch gezond te kunnen vissen. En door dat intensieve gebruik is het ook van groot belang om afspraken te maken over bescherming van de natuur.
Om al die belangen met elkaar in evenwicht te brengen, bestaat in Nederland al een aantal jaar het Noordzeeoverleg. Onder leiding van een onafhankelijke voorzitter maken vertegenwoordigers van alle sectoren en de overheid hier onderling afspraken, rekening houdend met elkaars belangen.
GNSBI
De landen rondom de Noordzee hebben nu afgesproken op een soortgelijke manier te gaan samenwerken. Dat zijn Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. En ook Ierland hoort bij het overleg, al ligt het niet direct aan de Noordzee.
Onder de naam Greater North Sea Basin Initiative (GNSBI) richten ze hun overheidsstructuren zodanig in, dat landen én sectoren elkaar sneller en beter kunnen vinden. Op die manier is het eenvoudiger om kennis met elkaar te delen, bijvoorbeeld over de toekomstperspectieven van de visserij of over het gezamenlijk effect op de Noordzee van bijvoorbeeld windparken, zandwinning en scheepvaart.
Uitdagingen
‘Eén van de grote uitdagingen op de Noordzee is de ruimte’, stelde onze minister Mark Harbers bij de presentatie van de GNSB. ‘Elk land wil dat er ruimte blijft voor schepen, maar ook dat er duurzame energie komt, voldoende ruimte blijft voor voedselwinning uit zee door een duurzame visserij, en dat de zee een gezond leefgebied is voor vogels, vissen en zoogdieren. Ik zie dat we die uitdagingen met z’n allen veel efficiënter kunnen aanpakken, bijvoorbeeld door te zorgen dat wij aan onze grens geen windpark aanleggen als Duitsland aan hun zijde een scheepvaartroute plant.’
Eerder heeft de Europese Commissie al aangegeven dat GNSBI een voorbeeld is voor de rest van Europa over hoe ruimtelijke planning internationaal kan worden geoptimaliseerd.