Veelgestelde vragen
De vragen die aan het Noordzeeloket gesteld worden, zijn zeer divers. Hier vindt u een aantal veelgestelde vragen.
De rampen- en incidentenbestrijding vindt plaats onder operationele leiding van de directeur Kustwacht. De Kustwacht is een samenwerkingsverband en vormt een samenwerkingsorganisatie van rijksdiensten (vijf departementen) voor de operationele uitvoering van Kustwachttaken.
De beleidsmatige aansturing van de Kustwacht geschiedt gebundeld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en door de Permanente Kontaktgroep Handhaving Noordzee (PKHN).
Officieel mag u niets zonder toestemming van de overheid in zee strooien, maar in de praktijk wordt het verstrooien van as op zee gedoogd. Informatie over het verstrooien van as op zee kunt u vinden op http://www.yarden.nl/regelen/na-de-uitvaart/as (0800-1292).
De overheid heeft bepaalde plekken aangewezen waar gebaggerd mag worden. U kunt deze informatie en een vergunning aanvragen bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Zee en Delta.
De RWS Waterdienst heeft actuele informatie over deze gegevens. (0320-298411)
U kunt deze gegevens vinden in het Bericht aan Zeevarenden van de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine.
Dit kunt u melden bij Cees Camphuijsen van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), (0222-369300). Als de vogel nog leeft kunt u hem brengen naar de plaatselijke vogelbescherming.
Rijkswaterstaat heeft actuele geografische informatie over de bestaande gebruiksfuncties beschikbaar. Via http://www.rijkswaterstaat.nl/apps/geoservices/mapviewer2i/ kan men de data bekijken en voor het opvragen van de informatie kan men terecht bij servicedesk-data@rws.nl
In principe heeft u een Watervergunning nodig. Volgens de Waterwet (Wtw) moet voor alles dat op of in de bodem van de Noordzee wordt geplaatst een vergunning aangevraagd worden. Uitzondering hierop zijn de kabels die horen bij mijnbouwinstallaties die onder de vergunningverlening van de Mijnwetgeving van het Ministerie van Economische Zaken vallen.
In 2020 moet 16% van onze energievoorziening duurzaam worden opgewekt. Windenergie is één van de duurzame energiebronnen die NL gaat gebruiken om die doelstelling te halen. Daarom wil het Rijk ruimte aanwijzen op het land, maar ook op de Noordzee waar private partijen in de toekomst windparken kunnen bouwen. Daarmee krijgen overheden, burgers en marktpartijen duidelijkheid over de gebieden waar windparken kunnen worden gebouwd en welke randvoorwaarden daarvoor gelden.
In het algemeen geldt dat windenergie goedkoper is naarmate dichter bij de kust wordt gebouwd. Dat heeft onder meer te maken met waterdiepte, vaarafstand voor het aanleggen en de kabelafstand. Gezien de doelstelling van 16% duurzame energie in 2020 wil het kabinet alle mogelijkheden onderzoeken om de doelstelling te halen.
In de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee wijst het Rijk gebieden aan buiten de 12-mijlszone (ongeveer 23 kilometer uit de kust) waar ruimte is voor windenergie. Nieuwe windparken mogen op zee alleen worden gebouwd in aangewezen windgebieden. Waar de nieuwe parken precies komen binnen deze windgebieden is nog niet bekend, dat is pas aan de orde bij concrete initiatieven.
Er wordt een haalbaarheidsstudie gedaan waarin gekeken wordt wat er ruimtelijk mogelijk is. De kustzone is een gebied dat ook intensief wordt gebruikt voor andere functies. Zo is deze zone van belang voor zandwinning. Mogelijk extra kosten voor zandwinning (verlies aan betaalbare zandvoorraad en omvaarkosten) zijn onderdeel van het onderzoek. Daarnaast wordt onderzocht welke kostenreductie bij de aanleg van windparken in de 12-mijlszone kan worden bereikt. Niet alle locaties binnen de 12 mijlszone voor windparken zijn goedkoper dan buiten de 12-mijlszone, dit hangt o.a. af van de afstand tot het aansluitpunt op het landelijke elektriciteitsnetwerk.
De gebieden liggen voor de Hollandse Kust en ten Noorden van de Wadden, buiten de 12-mijlszone. Ten Noorden van de Wadden op ruim 80 km.
Het lopende aanwijsproces van gebieden voor windenergie voor de Hollandse Kust en ten Noorden van de Wadden blijft ongewijzigd. In de structuurvisie Windenergie op Zee worden die gebieden vastgelegd. Ze liggen buiten de 12 mijlszone. De structuurvisie is een uitwerking van het Nationaal Waterplan en moet in het voorjaar van 2014 gereed zijn.
Dat klopt. In 2009 zijn onder het beleid voor de zogenaamde 2e ronde 12 vergunningen verleend. Voor 3 vergunningen is subsidie gekregen en voor die parken is de bouw in voorbereiding. Dit zijn het park Q10/Eneco Luchterduinen op ca. 23 km uit de kust van Noordwijk en het project Gemini, bestaande uit de parken Buitengaats en ZeeEnergie op ongeveer 60 kilometer ten noorden van Schiermonnikoog. De overige vergunningen kunnen nog tot 2020 worden gebruikt. Met de 12 vergunningen in ronde 2 zijn nog niet alle vergunningprocedures voor windparken op de Noordzee beëindigd. Vanwege het feit dat het vergunde park Scheveningen Buiten niet benut kan worden door verplaatsing van scheepvaartroutes, zal de vergunninghouder daarvan naar verwachting een windpark op de lokatie Q4-West aanvragen. Naast Q4-West gaat mogelijk nog een vergunningprocedure lopen voor de locatie Helmveld op meer dan 30 kilometer uit de Hollandse kust. Nieuwe aanvragen voor de 2e ronde zijn niet meer mogelijk. In de 3e ronde mogen alleen windparken worden gebouwd in aangewezen gebieden.
IenM verwacht dat de resultaten rond de zomer van 2013 beschikbaar zijn.
Om een goede keuze te kunnen maken over de gebieden waar windparken kunnen komen, wordt een milieueffectrapport (planMER) gemaakt waar de mogelijke gevolgen van windparken voor het milieu worden onderzocht. Omdat windparken significante gevolgen kunnen hebben voor beschermde natuur, wordt in een zogenaamde Passende beoordeling onderzocht wat deze effecten zijn.
De haalbaarheidsstudie wordt van grof naar fijn uitgewerkt. Het gaat om een enorm gebied van 23 km breed van de Belgische tot de Duitse grens. In de eerste fase worden daarom vooral de kustoverheden en landelijke sectoren betrokken bij de aanpak. Als bekend is welke gebieden mogelijk in aanmerking komen, zal meer in detail worden gekeken naar de haalbaarheid. Dit gebeurt in overleg met regionale partijen.
De Rijksstructuurvisie komt tot stand in samenspraak met de kustprovincies, de kustgemeenten en betrokken sectoren als energiemaatschappijen, mijnbouwondernemingen en scheepvaart. Ook maatschappelijke organisaties worden betrokken.
Burgers worden uitgenodigd om aan de hand van een aantal vragen te reageren op het voornemen voor de structuurvisie en het opstellen van de planMER. Er worden twee informatieavonden georganiseerd. De zienswijzen worden betrokken bij het opstellen van het planMER en de ontwerp-Rijksstructuurvisie.
Het planMER en de ontwerp-Rijksstructuurvisie worden vervolgens in het najaar van 2013 ter inzage gelegd. Burgers kunnen ook dan hun zienswijze naar voren brengen.
U kunt een email sturen naar windopzee@minienm.nl
De Rijksstructuurvisie wordt naar verwachting in het voorjaar van 2014 vastgesteld.