Onderwatergeluidniveaus bruinvis

Onderwatergeluidniveaus stijgen wereldwijd door intensiever gebruik van zeeën en oceanen. Bepaalde antropogene geluiden kunnen extreem luid zijn. Denk aan geluiden van marine sonar, seismisch onderzoek en offshore heiwerkzaamheden. Sommige van deze impulsieve onderwatergeluiden zijn zó hard, dat ze het gehoor van nabije zeezoogdieren aan kunnen tasten. We onderzoeken het effect van impulsgeluidniveaus op het gehoor en het gedrag van bruinvissen.

Vanwege de grootschalige ontwikkeling van wind op zee neemt impulsgeluid verder toe. Daarom is er meer behoefte aan inzicht in het effect van impulsgeluid op de belangrijkste walvisachtige van Nederland: de bruinvis. De bruinvis komt voornamelijk voor in de wateren van het noordelijk halfrond, waaronder de Noordzee, en is hier één van de meest geluidsgevoelige zeezoogdieren. Bovendien heeft de bruinvis een beschermde status vanuit Europese en nationale wetgeving. Door alle activiteiten in de wateren van het noordelijk halfrond loopt de bruinvis een groot risico op gehoorschade door onderwatergeluid. Daarom wordt er, in aanvulling op eerder onderzoek, onderzocht wat het effect van impulsgeluidniveaus op het gehoor en het gedrag van bruinvissen is (de analyses over dit laatste onderdeel lopen nog).

bruinvis
Bruinvis F05 bij het apparaat dat vermoeiende geluiden produceerde gedurende de gehoortesten om de drempelwaarden voor blootstelling aan geluid vast te stellen die door overheden gebruikt kunnen worden om het gehoor van bruinvissen in zee te beschermen (foto: SEAMARCO).

Onderzoek zonder gehoorschade

Onderzoekers willen natuurlijk geen blijvende gehoorschade bij bruinvissen veroorzaken. Dat maakt het onderzoek naar de effecten van impulsgeluid lastig. Daarom zijn in het onderzoek patronen die tot tijdelijke gehoorschade leiden geëxtrapoleerd naar het niveau van permanente gehoorschade. Op die manier vermijden onderzoekers permanente schade bij de bruinvissen en kunnen ze drempelwaarden bepalen. Er zijn drie factoren die gehoorschade veroorzaken: blootstellingsduur, geluidsfrequente en -niveau.

Er zijn niet veel bruinvissen beschikbaar voor akoestisch onderzoek. Daardoor worden veel voorschriften gebaseerd op beperkte data. SEAMARCO herhaalde eerder uitgevoerd onderzoek. Zo controleerden de onderzoekers of de gevonden drempelwaardes voor tijdelijk gehoorverlies vast te stellen waren. De gevonden combinaties van frequentie met tijdsduur van blootstelling die leidden tot gehoorverlies van 6 dB (de wetenschappelijke definitie voor beginnend gehoorverlies) waren vergelijkbaar met combinaties die bij bruinvissen in eerder onderzoek van SEAMARCO gevonden waren. Het is daarom hoogstwaarschijnlijk dat deze waarden gelden voor het merendeel van de bruinvissen.

Vervolgonderzoek

We weten van landzoogdieren dat de frequentie (in (kilo)Herz) van het geluid belangrijk is voor gevoeligheid voor het geluid. Bij zeezoogdieren is hierover minder bekend. De onderzoeken van SEAMARCO laten tot nu toe zien dat de gevoeligheid voor lawaaislechthorendheid bij bruinvissen toeneemt wanneer de frequentie toeneemt van 0,5 kHz naar 6,5 kHz. De gevoeligheid neemt af wanneer de frequentie toeneemt van 6,5 kHz naar 80 kHz. Net als bij landzoogdieren kan dus gesteld worden dat de gevoeligheid voor geluid bij bruinvissen afhankelijk is van de frequentie van het geluid. In 2021 wordt nog nader gekeken naar gedragsverandering in relatie tot frequentiegewogen impulsgeluid.

Kennis om impact te minimaliseren

In 2021 lopen er Wozep-onderzoeksprojecten om meer grip te krijgen op frequentieweging en het juiste gebruik hiervan gebaseerd op veldmetingen. Met deze nieuwe kennis zorgen wij voor een gedegen basis om passende voorschriften op te stellen om de geluidsimpact op zeezoogdieren te minimaliseren.